Groenten in pot, brood, tomaten, paprika’s, peperkoeken, pindakaas, spaghetti, marshmallows, pastasaus, muesli, chips en bakboter. Alles komt voorbij. Hier, in het distributiecentrum van de Delftse voedselbank, worden de pakketten samengesteld die naar zeven uitgiftepunten worden gereden. Daar kunnen de kratten op dinsdag en donderdag worden opgehaald door de mensen die ieder dubbeltje drie keer moeten omdraaien.
Twee weken enkel rijst

“Er zitten schrijnende gevallen tussen”, zegt Hans Mostert. Hij was tot afgelopen juli tien jaar de voorzitter van de Voedselbank in Delft. Wennen doen de verhalen van de voedselbankgangers echter nooit. “Op een dag belde een vrouw die vertelde dat ze al veertien dagen alleen maar rijst at. Ze schaamde zich. Maar ik zeg dan: ‘mevrouw, u bent echt niet de enige’. De eerste en tweede keer dat ze een pakket komen halen, doen ze dat vaak nog met capuchon op. Maar daarna zijn ze blij dat ze de stap genomen hebben.”
Woensdag is de drukste dag van de week. In het pand van 1500 vierkante meter wordt met dozen geschoven en glijden de handen van zeker acht vrijwilligers razendsnel langs groene, blauwe, rode en zwarte kratten. De producten worden gesorteerd en de kratten worden in de vrachtwagen, koelcel, het vrieshuis of het magazijn gestapeld. Met de vrachtwagen gaan dit keer 409 voedselpakketten mee, waarvan 155 grote pakketten voor de kinderrijke gezinnen.
Een kerk als dc
Voor Delftenaren zijn er vijf locaties waar ze hun pakketten kunnen ophalen, waaronder De Immanuëlkerk. Dit in 1960 gebouwde godshuis was eerder niet alleen een uitgiftepunt, maar fungeerde ook tien jaar lang als dc. “We begonnen aan een keukentafel met een koelkast en daarna gingen we naar de Immanuëlkerk. Maar ook dat werd te klein”, zegt Mostert. “We sloegen de producten op in een kelder onder de kerkvloer en in een blokhut op de binnenplaats. De hal gebruikten we om de pakketten klaar te zetten. We hadden een koelkast en vrieskist en daar deden we het mee. Beginnerswerk. Nu zijn we een volwaardig bedrijf geworden.”
De Voedselbank ging op zoek naar een nieuw onderkomen en vond die in januari 2014 in een loods tegenover zelfbedieningsgroothandel Makro. Daar beschikt de liefdadigheidsinstelling nu over magazijn- en kantoorruimte, een kantine met een keuken en koel- en vriescapaciteit. De vrachtwagens zijn in eigen beheer en worden tegen een zacht prijsje onderhouden door een bevriende garagehouder. De operatie in het dc wordt aangestuurd door Hans Cenin.
Ruilhandel met andere voedselbanken
Enige logistieke ervaring had Cenin al, want hij werkte jarenlang in de detailhandel, als vertegenwoordiger voor multinationals als Unilever en Procter & Gamble. Ook zorgde hij als districtsmanager met een team van dertig tot veertig man voor de inrichting van de schappen in super- en bouwmarkten. Hoe ziet de dag van een logistiek manager van de Voedselbank eruit? “Vandaag begon die voor mij om kwart over zeven. Wij hebben vaak brood over en dan komt een boer dat in alle vroegte ophalen om aan de kippen en varkens te geven. We vriezen brood in, maar er zijn dagen dat er gewoon te veel binnenkomt…”
Niet alle overtollige broden gaan trouwens naar de boer, zegt Cenin. Een deel wordt geruild met andere voedselbanken in de regio. Zo krijgt Delft dit keer voor 200 broden een partij toiletpapier van de voedselbank in Maassluis. “En we hebben ook heel veel paprika’s, tomaten, komkommers en aubergines ontvangen. Een deel daarvan hebben we aan de voedselbank in Alphen aan den Rijn gegeven, in ruil voor tapas en vleeswaren.”
Schijf van Vijf
De Voedselbank doet zijn best om de pakketten volgens de Schijf van Vijf op te maken. Iedere doos moet dan een mix bevatten van groenten, fruit, aardappelen, melk, vlees, vis, kaas, eieren, vetten en brood. Meestal gaat dat goed. Mostert: “Maar we blijven afhankelijk van de goedgevigheid van bedrijven, mensen, scholen, kerken, Lions Clubs en leveranciers uit de voedingsmiddelenindustrie. Het is maar net wat je krijgt.” Tien van de veertig producten uit een pakket komen uit het dc in Den Haag. De rest, en dus het grootste deel van de doos, wordt verzameld door ‘Delft’ zelf. Cenin: “Producten die heel lang houdbaar zijn, slaan we op in het magazijn. Komt er een keer te weinig binnen, dan vullen we het pakket aan vanuit het magazijn. Vanmorgen bleek dat het dc in Den Haag geen groenten voor ons had. Daarom heb ik potten en blikken uit het magazijn gehaald.”

Soms komen er weken achtereen geen groenten binnen. Volgens de Schijf van Vijf horen die echter wél in een pakket te zitten. Cenin: “In dat geval ga ik praten met de PLUS en probeer ik voor zo weinig mogelijk geld iets bij te kopen. Het geld dat ik daarvoor gebruik, komt van giften. Op die manier hebben we voor de feestdagen eens bakken ijs voor vijftien cent of twee dubbeltjes per stuk gekocht. Of een pak koffie voor een kwartje. Dat zijn erg interessante prijzen, maar de normale prijs voor producten betalen we in principe nooit.”
Pallets met Croma
Cenin begint zijn dag dus met het meegeven van brood aan de boer. Daarna stuurt hij als bedrijfsleider in het dc de vrijwilligers en chauffeurs aan. Maar, zo haast hij zich te zeggen, eigenlijk is dat nauwelijks meer nodig. “Als je de juiste mensen hebt, is het geen enkel probleem.” Een paar minuten later gaat de telefoon. Bij een leverancier liggen twee pallets met Croma-producten klaar. “Kijk”, zegt Cenin, “als een chauffeur van ons nu tijd heeft, wordt dat spul meteen opgehaald. Daar hoef ik verder niet meer achteraan. En als we geen chauffeur beschikbaar hebben, dan kruip ik gewoon zelf achter het stuur.”

Voedselbank als afvalputje
In het dc wordt niet alleen met dozen en kratten gesjouwd. We zien rolcontainers voor karton en papier, hoge magazijnstellingen, twee elektrische stapelaars, een handstapelaar, twee handpalletwagens en een veelvoud aan rolkarren. Werk je in een regulier warehouse met dergelijke interne transportmiddelen, dan moeten bepaalde voorschriften worden nageleefd. Hoe zit dat voor het dc in Delft? Daar worden de medewerkers zeker in het begin goed geïnstrueerd, zegt Cenin. Maar boerenverstand blijft volgens hem het belangrijkste. “Je moet veiligheidsschoenen aanhebben, dat is in ieder geval belangrijk. En we hebben inderdaad een palletstapelaar, maar dat ding gebruiken we zo weinig… Het is eigenlijk gewoon een kwestie van uitkijken dat je niets op je kop krijgt.”
De Voedselbank neemt geen producten aan die over de datum zijn. “Er zijn leveranciers geweest die ons beschouwden als afvalputje en ons rotzooi opstuurden. Vijf van de zes kratten konden dan naar de boer”, zegt Mostert. De Voedselbank mág niet eens producten verkopen die over de datum zijn, want anders slaat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit alarm. “Wij worden elk jaar gecontroleerd. En als het twee, drie keer niet in de haak is, dan sluiten ze de tent. Wij hebben gelukkig nog nooit een waarschuwing gehad en voldoen aan alle eisen. Ook wat betreft de hygiëne in ons distributiecentrum.”
Blind vertrouwen in vrijwilligers
De Voedselbank wordt gerund door negentig vrijwilligers. Dat zijn niet alleen de mensen die in het dc werken, maar ook volontairs die pakketten uitdelen bij de uitgiftepunten. Ze zijn stuk voor stuk onmisbaar, zegt Mostert. Want: het aantal klanten stijgt, er komen meer leveranciers en dus is er ook meer voedsel te verdelen. “En dan moet je net even wat harder lopen. Toen we in de Immanuëlkerk zaten, kregen we alles in bulk aangeleverd vanuit het dc in Den Haag. We hadden vrijwel geen eigen leveranciers. Toen de landelijke aanvoer minder werd, hebben we gezegd: nu is het tijd voor actie. We moeten de acquisitie zelf regelen. We gingen bij supermarkten langs, de Makro, groothandels, enzovoort. Dat heeft ertoe geleid dat we nu op één dag soms wel bij vijftien leveranciers langsgaan om producten op te halen.”

De vrijwilligers in Delft kunnen blind op elkaar vertrouwen; de meesten werken al jaren samen. Er is bovendien een ‘familiegevoel’ ontstaan, zegt Mostert: “Als je vrijwilliger wordt, is het niet vrijblijvend meer. Maar dat gaat goed, want iedereen is gemotiveerd en niemand loopt de kantjes ervan af. En naast de vaste kern kunnen we ook een beroep doen op oproepkrachten. De organisatie loopt eigenlijk vlekkeloos en het is hartstikke gezellig.”
Topje van de ijsberg
Het aantal pakketten dat de Voedselbank in Delft uitgeeft, is alweer met vijf à zes procent gestegen ten opzichte van vorig jaar, zegt Mostert. Hij vreest dat het daar niet bij blijft: “Ik ben er bang voor. De wereld verhardt, het individualisme neemt toe, eigenbelang wordt belangrijker.” Hij kraakt ook een kritische noot over het beleid van de overheid: “Ik moet de eerste regering nog tegenkomen die voorstelt om de bijstandsuitkering te verhogen, terwijl het btw-tarief op voedsel wel met drie procent omhoog is gegaan. Wíj merken dat in onze portemonnee misschien niet, maar bij voedselbankgangers hakt dat er enorm in.”
Bovendien, zegt Mostert, zijn er mensen die onder de armoedegrens leven, maar zich niet bij de voedselbank melden. Volgens het CBS leeft in Delft 9,1 procent van de huishoudens onder de armoedegrens. De Voedselbank bereikt echter maar één procent van hen. “We zien dus nog maar het topje van de ijsberg.”
Veel mensen die op de Voedselbank zijn aangewezen, kampen met schulden. “Het is bizar wat je tegenkomt. 30.000 euro schuld, een ander 40.000 euro. Ze kunnen hun vaste lasten niet meer betalen terwijl de rekeningen op blijven lopen. En als ze dan niet geholpen worden, komen ze er echt niet meer uit.”
Deurwaarders en melkkoeien
Mostert vervolgt: “Die mensen komen vaak als gevolg van verkeerde beslissingen in de schulden terecht. Maar de regelgeving is voor die mensen ook veel te moeilijk beschreven. Ze plegen soms fraude, zonder dat ze dat zelf eigenlijk doorhebben.” Iemand die bijstand krijgt en gaat samenwonen, moet dat melden bij de gemeente. Het inkomen van de partner wordt dan gekort op de bijstand.
Maar als die partner méér verdient dan de bijstandsnorm, dan heeft de voedselbankganger geen recht meer op bijstand. “Sommigen weten niet dat ze dat moeten melden. En als de overheid er een jaar later achter komt dat je samenwoont, moet je de bijstandsuitkering terugbetalen. Dat lukt natuurlijk niet. En als de deurwaarders vervolgens op de stoep staan, ben je weer duizenden euro’s verder.”
Mostert zou graag zien dat de overheid de regelgeving toegankelijker maakt: “Want deze mensen zijn nu echte melkkoeien.”
Voorzitter zwaait af
De witte vrachtwagen, met daarop het herkenbare logo met het oranje hartje en de vork, is zo goed als vol. Het werk zit er voor vandaag bijna op. Mostert en bedrijfsleider Cenin schuiven aan in de kantine. Even later volgen de andere vrijwilligers. Op tafel staat een lege vissenkom die gevuld is met verpakte paaseitjes. Mostert glimlacht: “In de aanloop naar Kerst is het ’t drukst. Dan worden alle hartjes week en stromen de producten binnen. Maar ook na Sinterklaas en Pasen is het druk. Die paaseitjes daar krijgen we nooit op…”
Mostert had een ICT-baan bij Defensie, maar kon op zijn 58e met vervroegd pensioen. Hij wilde niet stil blijven zitten, werd door toenmalig secretaris Cees de Vries gevraagd om in het bestuur van de Voedselbank te komen en hapte toe. Op 1 juli kwam er een einde aan het voorzitterschap van Mostert bij de Voedselbank. Volgens de statuten was hij niet opnieuw verkiesbaar.
“Het is voor de organisatie goed om een ander gezicht voor de groep te hebben staan. Ja, ik had best door gekund en gewild, maar ik doe het niet.” Achter de schermen wordt de opvolger van Mostert klaargestoomd. Mostert blijft zich overigens wel bemoeien met de Voedselbank: “Ik help in ieder geval op de woensdagen mee en dat blijf ik voorlopig doen. Het is toch mijn club geworden.”